Toch nog een vraag?
Stel 'm hier!
Hoe kun je naar gedrag kijken? Als start van het CPC Congres 2025 gaven 5 sprekers een minicollege over hun perspectief op gedrag. College 4: bioloog Arjan Postma.
Bekijk de videoHoe kun je naar gedrag kijken? Als start van het CPC Congres 2025 gaven 5 sprekers een minicollege over hun perspectief op gedrag. College 3: socioloog Iliass El Hadioui.
Bekijk de videoHoe kun je naar gedrag kijken? Als start van het CPC Congres 2025 gaven 5 sprekers een minicollege over hun perspectief op gedrag. College 2: kinder- en jeugdpsychiater Floortje Scheepers.
Bekijk de videoHoe kun je naar gedrag kijken? Als start van het CPC Congres 2025 gaven 5 sprekers een minicollege over hun perspectief op gedrag. College 1: ontwikkelingspsycholoog Steven Pont.
Bekijk de videoIn de gouden weken en met de kinderboekenweek in zicht valt die ene leerling je op. Die leerling die wegdroomt, niet meedoet, eigenwijs is, in onderhandeling gaat, ontzettend creatief is, niet kan stoppen, ontzettend veel ideeën heeft, de tafel helemaal vol heeft liggen, moeite heeft met aansluiting en in discussie gaat en soms wegloopt of ontploft. Hoe moet dat dan? Je hebt nog meer kinderen en tegelijk voel je dat er aandacht nodig is voor deze leerling bij wie het toch net even anders gaat in het hoofd en lijf. Misschien weet je al dat deze leerling meer uitdaging nodig heeft maar is de zoektocht nog in volle gang naar het 'Hoe dan?'
Bekijk de videoEen Masterclass over vrede en veiligheid met Commandant der Luchtstrijdkrachten André Steur.
Bekijk de videoPedagoog Marcel van Herpen van Centrum Pedagogisch Contact gaf een interactief webinar bij de start van het schooljaar. "Hoe voorkom je gedoe en hoe kun je omgaan met gedoe?" Iedereen kent de bijzonderheden van de start van een schooljaar. Hoe creëer je een sfeer dat alle kinderen zich fijn en veilig voelen in de klas? Wat moet je doen om een basis te leggen voor het hele schooljaar? Heb je regels nodig? Moeten dat dezelfde regels zijn als die van je collega’s? Hoe maak je de leerlingen full partner?
Bekijk de videoSoms krijg ik - naast vragen van leraren - ook vragen van de schoolleiding. Met name wat ik vind van het koersplan wat zij hebben opgesteld samen met hun team, voor de school. Tja, het is niet altijd makkelijk antwoord te geven op die vraag omdat de context ook belangrijk is. Ik heb dan wel altijd een aantal zaken waarvan ik denk dat ze belangrijk zijn om mee te nemen in zo'n plan. Welke dat zijn? Kijk dan gauw de video.
Bekijk de videoCurlingouders... Een bekende term (al helemaal sinds de hitshow Luizenmoeder) gebruikt voor ouders die overbezorgd zijn en vooral hun kind willen behoeden voor fouten. Hoe ga je nou om met dit soort ouders? Dat is de vraag van Stefan. Want de kinderen van zulke ouders worden onzeker en durven geen fouten maken en dat willen we natuurlijk niet. Ik deel drie dingen met je die je helpen om te gaan met deze helikopterouders.
Bekijk de video'Het pedagogisch huis' is een in company-traject. Het doel van dit traject is het ontwikkelen van een stevig fundament, waarop je als team een krachtige pedagogische leeromgeving kunt bouwen. Dit fundament wordt gevormd door de medewerkers; zij zijn de dragers van de visie, de ambassadeurs van de missie en laten dit zien in hun manier van werken en communiceren.
Verder lezen...Zijn er eigenlijk wel achterstanden? Helpen we leraren met een menukaart? Hoe maken we deze investeringen duurzaam?
Verder kijken... Bekijk de videoDe pabo kan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen door meer aandacht te hebben voor de relevante ‘pedagogiek van de regio’.
Verder lezen...Vrijheid, verantwoordelijkheid en verbinding, dat zijn de sleutelwoorden in de expliciete visie van Marcel van Herpen op het onderwijs. In essentie gaat deze over daadwerkelijk contact maken en kijken naar wat elk kind individueel nodig heeft. Tussen de middag krijgen vier leerlingen uit de leerlingenraad van Brede School Markeent de kans hem even aan de tand te voelen.
Verder lezen...Alleen door kinderen te vertrouwen te geven, gaan ze zichzelf vertrouwen. Maar dat is niet vanzelfsprekend. In het schoolsysteem is vaak geen ruimte voor echt contact.
Verder lezen..."Sla maar terug", dat hoorde Vivian een ouder tegen hun kind zeggen. Hier is zij het natuurlijk niet mee eens, maar hoe ga je daar nou eigenlijk goed mee om, als de ouders van een kind een andere pedagogiek hebben dan jij en de school? Wat als er onenigheid is, of zelfs wrok uit het verleden, wat door een kind met geweld wordt opgelost? Ik stel voor als suggestie om kinderen zelf te betrekken in de opties die zij hebben, zodat ze weten dat, naast wat ze thuis geleerd krijgen, er ook andere manieren zijn om om te gaan met situaties.
Bekijk de videoDeze vraag kreeg ik onlangs bij een masterclass: de kinderen gedragen zich bij mij hartstikke goed, maar bij de invalskracht niet. Ook op middelbare scholen zien we dit veel voorbij komen. De oplossing heeft te maken met het bouwen van een gemeenschap. Hoe dat precies zit, dat vertel ik je in de video!
Bekijk de videoWanneer grijp jij in tussen kinderen, of bij een situatie in de klas? In deze video vertel ik je mijn kijk hierop en hoe je soms momenten kunt aangrijpen om je intuïtie te trainen hierin.
Bekijk de videoWat doe je nou als leraar wanneer je merkt dat kinderen slecht bij de les blijven, omdat ze veel liever andere dingen doen, zoals gamen? Daar heb ik een antwoord op, want wat nou als je elementen uit games in je les verwerkt?
Bekijk de videoIk hoorde onlangs van Chahira dat zij terugkrijgt van ouders en collega's dat onderwijs vooral leuk moet zijn, terwijl ik tijdens mijn opleiding juist bijna het tegenovergestelde leerde. Hoe kijk ik hiernaar? Ik vertel het je aan de hand van een voorbeeld uit de klas: "het verboden woord".
Bekijk de videoHoe weet je als leraar nou of een kind zich goed ontwikkelt? Lev Vygotzki heeft het over "de zone van de naaste ontwikkeling" maar hoe weet ik zeker of ik daar ben? En of ik dus de kinderen goed begeleid? Dit was was Midas mij vroeg, en waar ik hem en jou graag antwoord op geef. Want die zone van de naaste ontwikkeling, die ontwikkelt zich letterlijk, het is een proces en dat merkte ik toen ik met een kind in 72 passen naar de kamer van de directeur liep.
Bekijk de videoDeze keer in de vraag van... Beantwoord ik de vraag van een ouder. Jeanette deelt met mij dat het haar opvalt dat in het gesprek het gaat over de grafiekjes en cijfers van hoe haar kind het doet, maar eigenlijk niet over de sociale ontwikkeling. Een vraag van een ouder is in mijn ogen ook een vraag aan de leraar, dus daarom geef ik je mijn kijk op een 10 minuten gesprek dat wel zin heeft.
Bekijk de videoIk ga in op oorzaken voor het gebrek van deze motivatie, onder andere het te vaak en op te jonge leeftijd toetsen van leerlingen, waardoor ze denken het niet te kunnen. Maar ik reik ook meerdere manieren aan waarop je de leerlingen weer kunt betrekken in de klas. En die manieren gaan altijd uit van de vrijheid en verantwoordelijkheid van de kinderen zelf.
Bekijk de videoDe video "Hij moet toch de klas uit" maakte wat bij jullie los, zowel in de commentsectie op Youtube, als op LinkedIn, als in mijn mailbox: ik kreeg er een hoop reacties op. Want in die video pleit ik ervoor een kind níet de klas uit te sturen. Maar wat als het onveilig wordt? Dat was een belangrijke reactie die voorbij kwam. In deze video ga ik hier dieper op in.
Bekijk de videoOrde houden, een populair thema, vooral binnen het voortgezet onderwijs. En daarom ook een vraag die me wel eens gesteld wordt. Maar gaat het wel over orde houden? Werkt straffen en belonen wel? En wat vind ik van het gescheiden houden van de persoon en de professional als docent? Ik heb hier wel wat ideeën bij, die ik graag met je deel. Een tipje van de sluier: het gaat over je kwetsbaar en open opstellen.
Bekijk de videoEerder plaatste ik een video waarin ik uitlegde wat je kunt doen als je als docent door een leerling wordt uitgescholden. Daarop kwamen een hoop reacties, waaronder ook van docenten die niet door de leerlingen, maar juist de ouders worden uitgescholden. Daarom het vervolg op de eerdere video.
Bekijk de videoIn deze 'Vraag van...' ga ik in op de vraag van Karim, die aangeeft dat een leerling hem enorm irriteert. Ik leg je uit waarom het eigenlijk niet bestaat, je irriteren aan een leerling. En ik bied een ander perspectief wat Karim, maar misschien jou ook wel helpt. Het komt uiteindelijk allemaal neer op gezien worden...
Bekijk de videoDeze keer behandel ik in "De vraag van..." de veelgehoorde vraag hoe je als school toetsen en methodes meer los kunt laten. Wat betekent dit voor de didactiek en schoolontwikkeling? Hoe ziet dit onderwijs eruit?
Bekijk de videoLeerachterstanden, het is regelmatig onderwerp van gesprek. Maar wat bedoelen we nou eigenlijk met die term, leerachterstand? En moet je hierop trainen? Aan de hand van een voorbeeld uit de klas, waarbij ik de leerlingen hun eigen werk heb laten nakijken, vertel ik je hoe je op een andere manier de ontwikkeling van kinderen kunt stimuleren.
Bekijk de videoElkaar begrijpen en ondersteunen bij complexe pedagogisch/didactische vraagstukken is niet eenvoudig. De ervaringsreconstuctie is een intervisiegesprek waarbij collega’s op een gelijkwaardige manier het perspectief van kinderen kunnen innemen, kennis en ervaringen kunnen delen en hun handelingsrepertoire snel kunnen uitbreiden.
Lees meer Bekijk de videoIn dit webinar krijg je als leraar (PO/VO), schoolleider, coach en/of ouder inzicht in (on)gezonde relaties en handvatten voor preventie, signalering en verwerking van seksueel misbruik.
In dit webinar krijg je als leraar (PO/VO), schoolleider, coach en/of ouder inzicht in (on)gezonde relaties en handvatten voor preventie, signalering en verwerking van seksueel misbruik.
Bekijk de videoIn Nederland hebben we al veel ervaring met onderwijs aan nieuwkomers. De nieuwe stroom asielzoekers en Oekraïense kinderen stellen ons nieuwe vragen.In dit webinar van Marcel van Herpen staan pedagogische en praktische vragen over nieuwkomers centraal.
Bekijk de videoHoogbegaafde kinderen zijn gewone kinderen met een intense beleving van de werkelijkheid. Zij hebben óók behoefte aan authentieke leraren die verbinding kunnen maken. Maar toch net iets anders! Daarom gaan wij in gesprek met Bjorna Appel, specialist hoogbegaafdheid. Uiteraard gaan we ook in gesprek met de échte ervaringsdeskundigen in het onderwijs. Vandaag: juf Marit en leerling Lyen.
Beluister de podcast afleveringWe weten dat veel kinderen in onveilige situaties leven. Misbruik en mishandeling nemen toe in tijden waarin de spanningen oplopen. We zullen moeten kijken naar wat we liever niet zien. Daarom gaan wij in gesprek met Ted Kloosterboer, directeur van stichting ‘Praat’. Uiteraard gaan we ook in gesprek met de échte ervaringsdeskundigen in het onderwijs. Vandaag: meester Arno en leerling Jan.
Beluister de podcast afleveringEen gezonde geest in een gezond lichaam. Dat is de uitdaging voor alle kinderen. Maar hoe zorgen we ervoor dat kinderen genoeg bewegen, terwijl de omstandigheden ons niet goed gezind zijn? We zullen de mogelijkheden moeten blijven zoeken. Daarom gaan wij in gesprek met Bastiaan Goedhart, Pabodocent en vakleerkracht van “Alles in beweging’. Uiteraard gaan we ook in gesprek met de échte ervaringsdeskundigen in het onderwijs. Vandaag: juf Nathalie en leerling Hajat.
Beluister de podcast afleveringHet virus heeft het contact bemoeilijkt en soms verboden. Maar aanraken is een levensbehoefte. Het pedagogische contact begeeft zich in een spanningsveld van richtlijnen en normale menselijke behoeften. Daarom gaan wij in gesprek met Simone Mark, directeur van het Centrum Pedagogisch Contact. Uiteraard gaan we ook in gesprek met de échte ervaringsdeskundigen in het onderwijs. Vandaag: Teamleider ondersteuning Tonnie Braam en leerlingen Bink en Jennifer.
Beluister de podcast afleveringToptalenten krijgen vaak speciale aandacht. Maar dat betekent niet vanzelfsprekend dat alles goed gaat. Deze tijd vraagt om een andere aanpak op basis van een heldere pedagogische visie. Daarom gaan wij in gesprek met Theo Lucius, jeugdtrainer bij PSV. Uiteraard gaan we ook in gesprek met de échte ervaringsdeskundigen in het onderwijs. Vandaag: docent T&T Roel van der Sloot en leerlingen Janne en Freek.
Beluister de podcast afleveringHeel veel kinderen worden al vroeg gelabeld. Een van de meest voorkomende diagnoses is ADHD. Wat ervaart iemand die het heeft en hoe kunnen we er normaal mee omgaan? Tijd voor een herdefinitie. Daarom gaan wij in gesprek met Arno de Poorter van ‘Hulp bij ADHD’. Uiteraard gaan we ook in gesprek met de échte ervaringsdeskundigen in het onderwijs. Vandaag: conciërge Dennis ven de Ven en ervaringsdeskundige Corné.
Beluister de podcast afleveringKinderen krijgen veel indrukken te verwerken en zullen dat allerlei manieren moeten leren uitdrukken. Toch worden de kunst- en cultuurvakken vaak niet als kerntaken gezien. Tijd om dat weer recht te trekken. Daarom gaan wij in gesprek met Barbara Brouwer, directeur Centrum voor Kunstonderwijs Phoenix Cultuur. Uiteraard gaan we ook in gesprek met de échte ervaringsdeskundigen in het onderwijs. Vandaag: docent Cultuur Terry Emons en leerling Dabian.
Beluister de podcast afleveringHet woord ‘mysterie’ suggereert dat iets van het fenomeen onbegrijpelijk zal blijven. Toch heeft de zoektocht een aantal inzichten blootgelegd. Lijstjes geven de belangrijkste kenmerken, maar een leraar is meer dan een setje kenmerken. Roland Schut vertelt over nog een bijzonder voorbeeld van pedagogisch tact. En Marcel en Roland bespreken de inzichten uit alle afleveringen.
Beluister de podcast afleveringEen goede relatie tussen de leraar en de leerling is niet vanzelfsprekend. Als het niet soepel verloopt, mag een leraar er niet alleen voor staan. Als de relatie goed is, komt er ook een grote verantwoordelijkheid om de hoek kijken. Marcel spreekt cabaretier en leraar Peter Heerschop over een bijzondere ervaring en reflecteert thuis met zijn vrouw Simone aan de keukentafel.
Beluister de podcast afleveringEen leraar krijgt soms pas jaren later te horen wat zijn handelen voor effect heeft gehad op zijn leerlingen. Wat moeten we vandaag weten over wat kinderen over een aantal jaren op de reünie gaan vertellen? Marcel spreekt een oud-leerling die bijna zijn baan kostte en een leerling waarbij hij geen idee had hoe zij hem heeft ervaren.
Beluister de podcast afleveringSommige leraren maken geen enkele indruk, andere kunnen je jaren later nog gidsen. Gebeurtenissen in het leven van een kind zijn soms zo allesomvattend dat het erop aankomt wat de leraar zegt en doet. Marcel spreekt een leraar en een leerling, jaren na een bijzondere gebeurtenis. Twee kanten van het verhaal geven een ontroerend inkijkje
Beluister de podcast afleveringDat een goede relatie tussen de leraar en de leerling fijn is voor het klasklimaat en beter voor het leerproces, lijkt evident. Maar is elke leraar in essentie dan ook een pedagoog? Marcel gaat op bezoek bij zijn pedagoog en doet een bizarre ontdekking. Als hij ook nog leraren opzoekt van zijn basisschool, kan hij niet geloven wat er vroeger is gebeurd.
Beluister de podcast afleveringDe beste leraren van de wereld noemen zichzelf niet ‘de beste leraar’. Het zijn de ultieme ambassadeurs van het onderwijs. Ze doen iets bijzonders in de ogen van anderen, terwijl het zo vanzelfsprekend lijkt te gaan. Hun enthousiasme is besmettelijk en de liefde blijft niet onbesproken. Marcel skypet met Japan over zijn favoriete leraar.
Beluister de podcast afleveringWanneer weet je dat je leraar bent of wilt worden? Sommigen weten het al heel vroeg en anderen pas als ze het al een tijdje zijn. De leraar in jezelf kan ontdekt, maar blijkbaar ook gewekt worden. Marcel praat met de ‘bovenmeester’ die de leraar in hem ontdekte en krijgt te horen hoe één vraag je leven kan veranderen.
Beluister de podcast afleveringOm het mysterie van de goede leraar te kunnen doorgronden, moet het mysterie zelf eerst onderzocht worden. En wie ben je als iedereen zegt dat je een goede leraar bent? Meneer de Bruin geeft antwoord. Freek de Jonge was voor Marcel een leraar zonder dat hij dat wist. Hij beschouwt het mysterie.
Beluister de podcast afleveringKun je als leraar geboren worden? Een beroep lijkt niet in je DNA te zijn opgeslagen. Maar een reeks van ervaringen kunnen je achteraf vertellen dat het meer dan toevallig is dat je voor de klas terecht komt. Marcel wil het van zijn moeder weten, vanaf het moment dat hij voor het eerst naar adem hapt. Professor Laevers geeft een beschouwing.
Beluister de podcast afleveringIn deze laatste aflevering in de serie gaan ze aan de hand van vragen op zoek naar woorden en een vocabulaire om aanraken in verschillende omstandigheden bespreekbaar te maken.
Beluister de podcast afleveringIn deze aflevering gaan we op zoek naar de helende en soms troostende kracht van aanraking. Zo hebben sommige mensen 'helende handen' en we horen dat een simpele aanraking ook de-escalerend kan werken.
Deze aflevering gaat over grensoverschrijdend aanraken, dat kan ook zijn dat je als kind juist te weinig wordt aangeraakt. Als je negatieve ervaringen hebt met aanraking heeft dat vaak langdurige en soms ernstige gevolgen voor de rest je leven. Dat horen we onder andere van Karin Bloemen.
Beluister de podcast afleveringIn deze aflevering gaan we op zoek naar de grens tussen gepast en ongepast aanraken. Wat is prettig en wanneer wordt het aanraken bedreigend of zelfs beschadigend?
Beluister de podcast afleveringTed Kloosterboer van Stichting Praat over kindermishandeling en Simone Mark van het Centrum Pedagogisch Contact zijn specialisten op het gebied van aanraken. Ze zijn beide overtuigd van het belang van goede aanraking van zowel kinderen als volwassenen. Toch is aanraken door recente schandalen en corona een beladen begrip geworden. In de eerste aflevering leer je Simone en Ted beter kennen en hoor je waarom ze het belangrijk vinden om aanraken bespreekbaar te maken.
Beluister de podcast afleveringIn deze aflevering spreekt Marcel met Jochem over Jim uit groep 6. Jim is zeer talentvol, maar verstoort instructies en luistert niet naar alle leraren. Hij kan zijn impulsen niet beheersen. Jochem is geneigd om negatief te reageren, maar wil dat eigenlijk niet. Hoe kan het anders en wat is er nodig om verandering te bewerkstelligen?
Beluister de podcast afleveringIn deze aflevering spreekt Marcel met Engbert over Meike; een kind van 8 jaar. Meike vertoont weinig eigenaarschap. Engbert weet dat ze meer zou moeten kunnen laten zien, maar ‘krijgt het er niet uit’. Haar houding en prestaties zijn wisselend. Hoe krijg je haar in de stand dat ze haar potentieel ten volle gaat gebruiken?
Beluister de podcast afleveringIn deze aflevering spreekt Marcel met Toos over Ruud; een kleuter van 4 jaar. Toos maakt zich zorgen om kinderen die steeds minder zelfredzaam worden. Ze heeft het idee dat ze steeds meer opvoedkundige taken krijgt. Daardoor komt ze soms niet toe aan inhoudelijke en onderwijskundige begeleiding. Ruud vraagt zoveel aandacht dat ze handen tekort komt. Waar liggen mogelijkheden?
Beluister de podcast afleveringIn deze aflevering spreekt Marcel met Mo over Tim; een kind van 9 jaar. Tim roept vaak dat hij iets niet begrijpt nog voordat hij is begonnen. Mo is geneigd om hem steeds te corrigeren, maar wil dat eigenlijk niet. Maar eigenlijk wil ze vooral dat het niet meer nodig is. Mo kan voorspellen wat er gaat gebeuren… en toch gebeurt het weer. Dat moet anders kunnen…
Beluister de podcast afleveringIn deze aflevering spreekt Marcel met Ada over John uit groep 3. John is een kind dat steeds hardop en door anderen heen praat. Hij werkt niet zoals Ada graag zou willen. Hij hoeft niet de hele instructie te volgen, want dat heeft hij niet nodig. Hoe komt het dat hij hardop en door anderen heen praat? Hoe krijg je hem gemotiveerd aan het werk?
Beluister de podcast afleveringBedankt Nick voor je mooie mail met daarin de vraag wat je moet doen als een leerling niet aan het werk wilt. Ik heb een paar gedachten hierover, waarbij ik je wil meegeven om wat dieper te duiken in waaróm de betreffende leerling niet aan het werk gaat. Hoe je dat doet? Dat vertel ik graag in de video.
Bekijk de videoJe kunt tegen leerlingen praten, maar je kunt ook mét leerlingen praten. Natuurlijk kun je tegen leerlingen zeggen wat ze moeten doen, wat de regels zijn en wat er gebeurt als ze zich daar niet aan houden. Maar als dat niet tot het gewenste resultaat leidt, is niet altijd de reflex om mét leerlingen te praten. Als er tegen leerlingen wordt gesproken en ze doen steeds niet wat je wilt, treed er een soort patroon op dat steeds moeilijker te doorbreken is. Alsof de leerlingen ook niet meer terug kunnen uit die modus. Natuurlijk kun je leerlingen vragen wat zij graag willen en wat zij nodig hebben. Als kinderen nog niet gewend zijn om dat gesprek met jou te voeren, hebben ze soms nog geen ideeën. Als het kinderen ontbreekt aan taal of suggesties, kun je ze helpen met keuzemogelijkheden: “Komt het meer door dit of meer door dat?” “Wil je meer zoiets of meer zoiets?” Het gaat niet om een vraag of om een gesprekje, maar om de permanente houding waarin je interesse toont in wie zij zijn en wat ze nodig hebben. Probeer je eens te verplaatsen in de leerling. Wat denkt hij, voelt hij, wil hij, wil hij niet? En welke vraag kun je hem dat het beste stellen? Stel die vraag!
Misbruik en mishandeling zijn zware thema’s. Vaak lastig bespreekbaar. Wat je kunt doen als je een vermoeden hebt? Praat altijd mét een kind en vraag wat hij/zij wil. Vraag ook wat hij/zij wil dat jij doet. Een volwassen oplossing is niet altijd de wens van het kind. Soms zelfs een nog grotere angst. Iemand aanspreken bij een vermoeden kan heel lastig zijn. Uiteraard spreek je met collega’s en reguliere instanties. Maar zelf kun je altijd je dilemma inbrengen. Je kunt zeggen: “Ik vind het lastig om te zeggen, omdat je mijn suggestie als een beschuldiging op zou kunnen pakken. Maar… het belang van het kind is zo groot dat ik hoop dat u waardeert dat ik het niet onbesproken laat…” Bij bewezen misbruik en mishandeling is je inspanning terecht en als het niet waar blijkt te zijn, kun je waardering vragen voor jouw bezorgdheid over het kind. Dilemma? Denk! Durf! Doe!
Vroeger bij ons thuis werd – als ik ruzie had met een ander kind – wel eens gezegd: “Laat je niet kennen.” Dat betekende zoiets als ‘kom op voor jezelf’. De gedachte was dat je iets van je zwakte kunt verhullen. Een leraar is een professional, die zijn persoon – met zijn gedachten en gevoelens – niet aan de kapstok kan hangen als hij de klas inloopt. Je neemt jezelf mee. Kinderen zien jou. Je houding, je kleren, je gemoedstoestand, je bewegingen, je gezichtsuitdrukkingen. Ze luisteren naar wat je zegt, maar signaleren ook de toon van je spreken. Kinderen horen niet alleen wat je zegt, maar voelen ook of het klopt. Of je bent wat je zegt. De professional is pedagogisch, didactisch en vakinhoudelijk ‘getraind’. Maar de persoon – en dat is dezelfde mens – kent ook onzekerheden. Kinderen kunnen incongruenties als onveilig ervaren. Het is dus belangrijk ‘dat je jezelf wél laat kennen!’ Zó leren kinderen door anderen, zichzelf te kennen.
De vraag die de kinderen (impliciet) aan leraren stellen is: ‘Wie ben jij?’ Wie ben jij eigenlijk? Wie ben jij als ik het niet begrijp? Wie ben jij als ik het niet begrijp en dat niet durf te zeggen? Wie ben jij als ik kwaad word? Wie ben jij als ik uit het weekend van vader of juist van moeder kom? Wie ben jij als ik mij niet naar jouw verwachting gedraag? Wie ben jij dan? Als je antwoord geeft op die vraag, dus duidelijk maakt wat je motieven zijn, je wensen, waar je grens ligt, wat je belangrijk vindt, waar dat vandaan komt, etc. dan kunnen kinderen zich daar naar gaan verhouden. Kinderen weten precies wat ze wel bij de ene leraar kunnen doen en zeker niet bij de andere. Ik bedoel niet dat wat ze niet durven uit angst, maar uit respect en vanzelfsprekendheid. 'Zo doen wij dat hier.' Dus… ben open, deel ervaringen en laat jezelf kennen. Hoe meer jij van jezelf laat zien, hoe beter kinderen zichzelf kunnen ervaren. Ofwel: Hoe makkelijker jij laat weten wie je bent, hoe eerder het kind zichzelf kent!
Het is van belang om elkaar als full partner te zien. Leraar en leerlingen als volwaardige mensen, in een bijzondere relatie. Een relatie waar lang niet alle individuen voor gekozen (zouden) hebben. Full partner… Wil dat zeggen dat de kinderen het hele curriculum mee moeten bepalen? Natuurlijk niet, ze moeten worden ingewijd en uitgedaagd. De wereld moet worden ontsloten. Daarbij is (vak)kennis onmisbaar. Maar er gaat iets aan vooraf. En daar kan de leraar de toegangspoort zijn. Kinderen weten niet hoeveel tijd, ruimte en budget er beschikbaar is. En al helemaal niet wat de criteria zijn, waaraan het onderwijs moet voldoen. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar. Als leraar ben je beschikbaar, je bemiddelt, je geeft precies zoveel ruimte en vertrouwen aan ieder kind als er verantwoordelijkheid door die kinderen genomen kan worden. Je weet altijd onmiddellijk waar de grenzen liggen: wanneer kinderen teveel vrijheid krijgen of te weinig verantwoordelijkheid, wordt dat zicht- en voelbaar in ongewenst gedrag.
En wat waren de consequenties voor jóuw handelen?
De oorzaak van onwenselijke situaties buiten jezelf zoeken, heet ‘externe attributie’. Sommige leraren zoeken oorzaken bij de leerlingen. Gebrek aan motivatie of aan vooruitgang wordt dan bijvoorbeeld geweten aan het IQ van de leerling, aan de thuissituatie, aan de taakhouding van het kind. Je bewust worden van de momenten waarop je ‘extern attribueert’, is een eerste, belangrijke stap. ‘Intern attribueren’ vraagt om reflectie en zelfkennis. De vraag is dan niet meer: wat is er mis met de ander of de omstandigheden? Maar: wat kan ik doen om die situatie te verbeteren? Je kunt de ander niet veranderen, dat moet de ander zelf doen. Je kunt wel je eigen gedrag beschouwen en aanpassen. Dan ga jij jezelf als mogelijkheid zien, om gedrag van leerlingen te veranderen. Je zou kunnen zeggen dat het een ontwikkeling is, waarbij de leerlingbespreking steeds meer een leraarbespreking wordt.
Veel scholen hebben in hun visie-documenten uitgebreid beschreven wat de waarden zijn die ze van belang achten. De praktijk is echter vaak nog sterk genormeerd. Het kenmerk van een waarde is dat je het wel kunt beïnvloeden, maar dat je er niet over beschikt. Je kunt bijvoorbeeld kinderen proberen gelukkiger te maken door je af te stemmen op hun behoeften, maar over hun totale geluksbeleving heb je geen zeggenschap. Het kenmerk van een norm is dat je er wel over kunt beschikken (iemand aankijken, met U aanspreken, pet af, kauwgum uit de mond) maar dat het niets van waarde garandeert. Je zou kunnen zeggen: over wat we belangrijk vinden, kunnen we niet beschikken en waar we over beschikken is niet zo belangrijk. Het onderwijs zou zich moeten richten op wat van waarde is en minder vaak moeten normeren. Kansen bieden in plaats van selecteren. Openheid in plaats van oordelen. In een sterk genormeerde cultuur, wordt buitensluiten en uitval georganiseerd. In een waarden-gedreven organisatie, gaan de mensen voor de constructen. Ofwel: Waardeer waar het kan, normeer waar het moet.
Zelfsturing komt niet uit de lucht vallen. Het is onder andere gebaseerd op zelfvertrouwen en zelfwaardering. Wat je zelf kunt, kun je door de ander. Er is geen kind dat zichzelf gaat vertrouwen omdat de zon schijnt. Het ontstaat in interacties met anderen. Zonder een ander – sterker nog: zonder twee anderen – zou het kind er niet geweest zijn, maar het is van zichzelf. Daarin schuilt een prachtige spanning tussen autonomie en relatie: het kind is eigenstandig, maar het is voortgekomen uit relatie én het kan zich niet ontwikkelen zonder relaties met anderen. Toch kan een kind, in de dagelijkse omgang, zo opgezadeld worden met de verwachtingen van degenen met wie het in relatie staat, dat zijn autonome ontwikkeling (deels) wordt ontnomen. Vandaar helder en duidelijk: het kind is van zichzelf, maar heeft anderen nodig om zichzelf te ontwikkelen en zichzelf juist te gaan sturen.
Een leraar die zijn eigen perspectief amper verlaat, houdt een beperkt beeld van de werkelijkheid en van de ander, en zal ook een beperkt handelingsrepertoire hebben om leerlingen bij te staan. Als je in staat bent perspectief te nemen, wordt je voorstellingsvermogen rijker, je afstemming scherper, je handelingsrepertoire breder. In zo’n 'gezonde relatie' is de leraar degene die zich openstelt voor de ander, die zich aan het ontwikkelen is. Jij kunt een kind niet ontwikkelen; dat doet het zelf. Jij bent een mogelijkheid voor het kind om zich te ontwikkelen. Wanneer je als leraar ruimte gemaakt hebt voor je leerlingen om beschikbaar te zijn – om te denken, om emoties te laten zien en te verwerken, om te handelen en om te ontwikkelen – dan kun je wat meer naar de achtergrond verdwijnen. Dat kan fysiek: loop de klas eens uit en kijk wat er gebeurt. Het kan ook emotioneel: geef kinderen vertrouwen dat zij binnen de gestelde ruimte eigen initiatieven kunnen nemen.
"Geef kinderen de vrijheid, waar ze de verantwoordelijkheid voor kunnen dragen." Er is vertrouwen nodig, om nieuwe experimenten aan te gaan. Bij de een weet je dat je dichtbij moet blijven, de ander kun je blindelings vertrouwen. Daarover moet je eerlijk zijn tegen jezelf en de kinderen. Het is belangrijk dat kinderen kunnen laten zien wat ze kunnen, maar blindelings de teleurstelling tegemoet gaan, is onzin. Het blijft afstemmen, door samen steeds de ervaringen te bespreken. Om kinderen aan het werk te krijgen en te houden is het van belang dat ze weten waar ze zich aan te houden hebben en wat er van ze verwacht wordt. De leraar geeft vóóraf duidelijkheid over: ruimte, tijd en criteria. De kinderen weten dus waar ze mogen werken, wanneer, hoe lang en wat de criteria zijn. Daarmee gaan de kinderen aan het werk en is de leraar beschikbaar om te ondersteunen waar nodig. Zo'n leraar is een leraar, die aanvoelt wat hij moet doen en wat hij moet laten. We spreken hier over ‘tactvol handelen’ en ‘pedagogisch differentiëren’.
Relationele verbondenheid ontstaat, daar waar de leraar zichzelf laat zien en zijn leerlingen de mogelijkheid geeft dat ook te doen; waar de leraar ruimte neemt en geeft. Uit verbonden relaties spreekt wederzijds respect en vertrouwen. Een leraar die zichzelf respecteert, kan respect geven. Een leraar die zichzelf vertrouwt, kan vertrouwen geven. Verbondenheid is geen bijproduct. Het is cruciaal. De gevolgen van buitensluiten en uitval zijn genoegzaam bekend. Kinderen die niet verbonden raken met zichzelf, kunnen zichzelf beschadigen. Kinderen die niet verbonden raken met anderen, kunnen anderen beschadigen. Kinderen die niet verbonden raken met de wereld, kunnen de wereld beschadigen. Er is veel nodig om goede relaties tot stand te brengen en te onderhouden. Er is bijna niets nodig om ze te vernietigen. Het is de kernopdracht van leraren om verbonden te raken met zichzelf, om van daaruit goede relaties met leerlingen aan te gaan en te onderhouden. Daardoor zijn leerlingen in staat om 'in relatie' op en juiste manier 'autonoom te handelen'.
Meestal hoor ik leraren zeggen dat ze geneigd zijn om de ruzie eerst uit te praten óf om voorrang te geven aan de les. Veel leraren hebben standaardprotocollen, waarbij de kinderen het bijvoorbeeld eerst samen uit moeten praten of zich moeten melden. Vanuit de gedachte dat kinderen veel meer zelf kunnen en dat jij als leraar nodig bent als bemiddelaar, zou je in dit geval kunnen zeggen: "Ik wilde beginnen met de les, maar er zijn nog twee kinderen die ruzie hebben." Daarna ga je 'iets achterover', maar blijft met je met volledige aandacht bij de kinderen. Het is denkbaar dat de kinderen zeggen dat 'die twee zo vaak ruzie hebben en dat ze de lessen verstoren.' Het zou ook kunnen, dat ze geschrokken zijn van het feit dat juist die kinderen ruzie hebben. In het eerste geval laten de kinderen weten dat ze het zat zijn. Als de kinderen (standaard) worden verwijderd, krijgen ze deze feedback niet. In het tweede geval is verwijdering ook niet wenselijk, omdat de kinderen in hun hoofd nog met de ruziemakers bezig zijn. In beide gevallen helpt een gestandaardiseerde oplossing zelden. De kinderen zijn pas klaar voor jouw les als de rust zowel fysiek als mentaal is wedergekeerd. Liever dit goed aanpakken met een structurele verandering, dan elke keer een halfslachtige aanpak.
Maak aan alle betrokkenen duidelijk dat één regel 'heilig' is: 'Je sluit niemand buiten.' Dus zowel in de organisatie als in de relaties wordt getracht om alle 'ontkoppelingen' (opnieuw) te verbinden. Een goed beeld van de zorgen en een statement kunnen helpen. Stap 1: Breng de ontkoppelingen in beeld Bijvoorbeeld: Worden er nog onvoldoendes gegeven, waardoor kinderen het signaal krijgen dat zij niet geschikt zijn voor dat vak. Of wordt er nog gestraft, waardoor het kind zich buitengesloten kan voelen? Is het instructiemodel leidend, waardoor sommige kinderen zich vervelen, terwijl anderen het net niet kunnen volgen? Stap 2: Draai je ontkoppelingen om naar een statement met verbondenheid als uitgangspunt. Bijvoorbeeld: ‘Iedereen blijft in de klas, ‘we geven geen onvoldoendes’, ‘iedereen helpt iedereen’, of: ‘iedereen zorgt dat iedereen prettig kan werken’. Je richt je dus niet meer op wat niet kan, maar op wat wel kan. Dat schept verbondenheid en dat is het antwoord op ontkoppelingen!
Het is nog gebruikelijk dat leraren voorbereiden, uitvoeren en controleren. Leerlingen kunnen vaak veel meer dan ze in de klas mogen laten zien. Buiten de school organiseren de kinderen evenementen, spelen ze complexe games en communiceren ze veel, divers en in verschillende talen. In school moeten ze nog vaak –binnen gestandaardiseerde roosters en curricula- wachten op anderen, voordat ze aan de slag kunnen. Leraren zouden - waar mogelijk- hun onderwijs in moeten richten met degenen die het moeten doen: de leerlingen. Natuurlijk heb je een gebouw, een rooster, een curriculum en eindtermen, maar die ontwikkelen zich niet. Dat moeten de leerlingen zelf doen. Gebruik ze dus ten volle. Betrek ze bij de inhoud, bij je overwegingen, bij je falen en je successen. Daag ze uit om initiatieven te nemen. Geef ze de vrijheid voor de verantwoordelijkheid die ze aankunnen. Dat is niet statisch, maar ontwikkelt zich door samen op te trekken. Leerlingen mogen laten zien wat ze kunnen, maar wat ze kunnen, moeten ze ook laten zien; want niets van hun potentieel mag verloren gaan.
Om het onderwijs de goede richting in te krijgen, is mijn strategie eenvoudig. Als we niet de goede kant opgaan, moeten we omdraaien. Als jij het doet, kunnen andere volgen. Wezenlijke veranderingen komen niet van boven- of van buitenaf. Als je op iemand anders wacht, wacht je op niemand. In “Ik, de Leraar” heb ik een manifest geschreven met de volgende uitgangspunten: 1. Realiseer je dat iedereen wil dat kinderen zich welbevinden, betrokken zijn en (dus) naar vermogen presteren én dat niemand wil dat kinderen buitengesloten worden en uitvallen. 2. Stop met extern attribueren. 3. Schaf buitensluiten en uitval af. 4. Maak leerlingen full partner. 5. Vraag je af wat jij nodig hebt en wees open tegen je leerlingen, hun ouders, je collega’s en leidinggevenden. 6. Studeer en legitimeer je handelen. En ja... dat vraagt moed. Maar je moet weten: de kinderen zijn er al klaar voor!
Als leraren een activiteit gaan ondernemen, willen ze weten met wie ze in het groepje zitten. Als kinderen aan een activiteit beginnen, willen ze weten met wie ze het groepje zitten. Mensen willen weten met wie ze wat gaan doen. Eerst met wie! Dus als je aan een nieuw schooljaar begint is het belangrijk om elkaar te leren kennen. De kinderen en de leraren. Velen kennen de fasen van groepsvorming: forming, storming, norming, performing. Of werken met ‘de gouden weken’ waarin allerlei activiteiten worden ondernomen die groepsvormend zijn. Het proces van jezelf leren kennen door anderen houdt niet op na de eerste weken. Maar de basis is van groot belang. Een leraar die kinderen wil leren kennen is nieuwsgierig naar wie zij zijn en wat ze ervaren. Maar die leraar durft ook zichzelf te laten kennen. Die leraar laat weten wie hij is, als voorwaarde om dat van kinderen te mogen vragen. Open. Eerlijk. Nieuwsgierig. Dat kan beginnen met een kaartje in de vakantie en dat eindigt op de laatste reünie!
Kinderen worden helaas geconfronteerd met beelden van een onrustige wereld. Gevechten. Mensen op de vlucht. Kinderen in nood. Bij jonge kinderen lopen de werkelijkheid en fantasie nog door elkaar. Aan de manier waarop kinderen zich uitdrukken (extravert of introvert), zie en hoor je hoe ze zijn ingedrukt. Dus kijk naar hun spel en luister naar hun vragen en verhalen. Bij oudere kinderen is er geen standaardregel voor wat je wel of niet moet zien en waar je wel of niet over moet praten. Het is belangrijk dat je kinderen toegang geeft tot de echte wereld. Ben eerlijk over je eigen zorgen, maar draag je angst niet over. Laat kinderen praten over wat zij hebben gezien en gehoord en wat hun vragen zijn. Maar vraag ook: ‘Wat zouden jullie doen?’ En… biedt een veilige basis. Duid de situatie. Duid emoties. Onderneem actie. Laat kinderen iets doen voor kinderen in nood. Kinderen worden veerkrachtiger als ze het leven leren aankijken, zelf keuzes kunnen maken, leren om iets voor anderen te doen en als iemand je geleerd heeft dat er morgen weer een nieuwe dag komt.
Een leerling scheldt je niet uit. Hij scheldt zichzelf uit. Hij heeft ‘vervelende indrukken’ opgedaan die hij ‘vervelend uitdrukt’. Hij laat zien en horen dat het niet goed met hem gaat. Je bent geen kutjuf. Dus het kan niet over jou gaan. Vaak heb je geen idee wat je precies hebt getriggerd of wat de ervaringen van de leerlingen zijn geweest, van waaruit het reageert. Maar zeker is: de leerling voelt zich in die situatie niet oké! Als een vriend van jou het niet goed maakt, vraag je intuïtief: wat kan ik voor je doen? In die vriendschap zijn de codes afgestemd. Als leraar wordt je uitgedaagd om de code ook af te stemmen met je leerlingen. Daarbij is het van belang dat jij je realiseert dat gedrag de expressie is, die voortkomt uit impressies. Dan kun je als een kind scheldt, je realiseren dat het geen raad weet met de situatie. Je kunt dan - zoals bij een vriend - zeggen: ik hoor dat het niet goed gaat; wat kan ik voor je doen? Probeer het maar eens. En bepaal dan later maar of je nog iets wilt zeggen over het schelden zelf.
Bekijk de videoJe kunt je niet ergeren aan een leerling als je vrij en ontspannen voor de klas staat. Een leerling is wel de mogelijkheid om je te irriteren. Het maakt uit of je denkt: wat vervelend dat deze leerling dit doet, óf: wat vervelend dat deze leerling zo moet laten merken dat het niet goed met hem gaat. Je zou kunnen zeggen dat leerlingen bij jou soms een knopje vinden waar je ‘niet helemaal vrij bent’. Er is dus iets dat steeds gebeurt, terwijl het je elke keer overvalt. Je kunt dat veranderen door het gedrag van de leerling te voorspellen. Je kunt tegen zo’n leerling bijvoorbeeld zeggen: “Ik begin zo meteen met de les en meestal begin jij er dan meteen tussendoor te praten. Ik vraag je om dat vandaag niet te doen”. En dan begin je met de les. Het kind is daardoor even in de war. Het moet in een seconde kiezen of hij gaat doen wat hij altijd deed of dat hij gaat doen wat jij vroeg. Je hebt zijn reflex even ontregelt én je hebt hem laten weten dat je hem goed kent. Probeer het maar en kijk wat er gebeurt. Verwacht geen wonderen, maar voel dat jij meer controle hebt en minder irritatie.
Kinderen zijn van nature intrinsiek gemotiveerd om te leren, vanaf de eerste dag. Uiteraard kun je niet altijd alle kinderen op hetzelfde moment gemotiveerd aan dezelfde taak krijgen. Elk kind heeft zijn eigen talenten en voorkeuren. Helaas zijn door de vroege selecties in het onderwijs al veel kinderen bij verschillende vakken afgehaakt. De meest betrokkenheidsverhogende factor is leerlingen-initiatief. Dat betekent dat kinderen gemotiveerder worden naarmate ze meer inspraak hebben over de inhoud, de vorm en de duur van hun taken. Daag kinderen uit om zelf keuzes te maken. Bijvoorbeeld over: waar ze zitten, met wie, in welke volgorde ze hun werk maken, etc. Van cruciaal belang is dat kinderen alleen die keuzevrijheid krijgen als ze er ook verantwoordelijkheid voor nemen. De kinderen die meer vrijheid krijgen, zijn gemotiveerder aan het werk. De kinderen die die vrijheid ook willen, zijn gemotiveerder om dat ook te mogen. Deze ‘pedagogische differentiatie’ zorgt ervoor dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn handelen. Je hebt daardoor steeds meer tijd en een beter zicht op wat leerlingen echt van jou nodig hebben.
Achterstand. Je hoort het steeds vaker. De vraag is: ten opzichte van wie of wat? Welke leraar wordt aangesproken over zijn achterstand ten opzichte van andere leraren? Meestal spreken we vanzelf over hun verschillende talenten en eigenaardigheden. Waarom dan wel bij leerlingen? Achterstand suggereert dat je iets of iemand niet in het goede tempo kunt volgen. Natuurlijk worden kinderen soms uitgedaagd door wat anderen kunnen. Maar als je een tijd het tempo niet bij kunt benen, kan de motivatie verdwijnen. Hoe zou een kind een achterstand kunnen hebben ten opzichte van zichzelf? Een achterstand is een construct waarbij leerlingen met elkaar worden vergeleken in een systeem dat het programma, de tijd en de organisatie leidend heeft gemaakt. Maar in scholen - waar het draait om de ontwikkeling van kinderen en jongeren - zouden de mensen zelf centraal moeten staan. In bepaalde periodes kunnen kinderen zich vertraagd of zelfs even niet ontwikkelen. Het is de uitdaging van elke leraar om die ontwikkeling op gang te brengen of te versnellen. Dat werkt zelden door een achterstand te suggereren, eerder door wat voor je ligt en haalbaar is zichtbaar te maken. Een perspectief! Dus train wat getraind moet worden. Niet om in te halen, maar om uit te breiden.
Het is een gangbare praktijk geworden dat we kinderen les geven, toetsen en indelen naar hun niveau. ‘Niveau’ suggereert dat kinderen ergens zijn, of zouden moeten zijn. Dat verdeelt een groep in gemiddelden, onder gemiddelden en boven gemiddelden. Dat lijkt misschien normaal omdat mensen nou eenmaal verschillende begaafdheden hebben en zich in verschillende tempo’s ontwikkelen. Voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren is het vaak een belemmering. Als kinderen van jongs af aan geselecteerd worden, kan een kind dat wat later rijpt al in een lager niveaugroepje zitten. Kinderen gaan zich daar gemakkelijk naar gedragen. Ze passen zich als het ware aan: self fulfilling prophesy. Als kinderen worden uitgedaagd vanuit ‘waar ze zijn’ naar ‘wat de volgende stap is’, dan is er geen voorspelbaar verloop van ontwikkeling. Het verloopt met pieken en dalen. Het is afhankelijk van wat leerlingen allemaal meemaken. Maar voor een zeer bepalend deel is het afhankelijk van: de leraar zelf. Als de leraar investeert in de relatie met leerlingen, wordt er meer en beter geleerd en zijn de resultaten in orde. Dat betekent niet dat ze allemaal naar de universiteit gaan. Dat betekent dat ze met plezier naar school gaan, zich optimaal ontwikkelen en dat hun niveau dan precies het niveau is wie ze zijn en wat ze kunnen.
Met de ene mens klik je beter dan met de andere. Dat geldt ook voor leerlingen. En uiteraard geldt dat ook voor de leerlingen met hun leraren. Iedereen heeft typische voorkeuren. Een leraar probeert om in ieder geval om met elke leerling een relatie op te bouwen, waardoor ze samen prettig verder kunnen. Zowel leraren als leerlingen hebben een hekel aan gedoe. En toch klikt het soms niet... wat je ook probeert. Als je inspanningen niet tot het gewenste resultaat leiden, ga dan eens op zoek naar degenen waar de leerling wel een goede relatie mee heeft. Als dat een collega is, kan hij wellicht samen met jou en de leerlingen bekijken wat jullie kunnen doen om verbetering te krijgen. Als de contacten buiten school liggen, - een opa, een voetbaltrainer, een buurman, vriendjes - probeer dan eens contact met hen te maken. Als het kind jou ziet met de mensen waar hij mee verbonden is, kan hij jou ook anders waar gaan nemen. En de mensen uit zijn ‘pedagogische netwerk’ zijn vaak ook in staat om een deel van ‘de handleiding’ aan jou te geven.
Iedere leraar kent het gevoel dat je aan de grenzen van je mogelijkheden bent gekomen. Een leerling reageert niet op je verzoeken of correcties. Dat kan een vervelend gevoel geven. Je kunt de indruk krijgen dat er geen andere mogelijkheid is dat het contact te verbreken en het kind weg te sturen. Meestal voel je aan dat dat de relatie niet bevordert. Er is ook geen leraar te vinden die het fijn vindt om dat te doen én het kost achteraf vaak tijd om het uit praten of te herstellen. Als je het eigenlijk niet wilt, kun je dat gewoon met die leerling of de klas delen. Je zegt dan: je weet dat ik je nu uit de klas kan sturen, maar dat wil ik eigenlijk niet. Ik weet niet waarom je doet wat je doet. Ik wil niet degene zijn die jou buitensluit. En de les is voor iedereen belangrijk. En dan kun je de kinderen vragen wat zij als opties zien. Je kunt ook vragen wat zij zouden doen als zij de leraar waren. Dan hoor je wat die leerling en de andere leerlingen denken én je hebt je goede intenties gecommuniceerd. Een ding is zeker: er gebeurt iets anders dan wat er doorgaans gebeurt. Laat je verrassen!
Ouders zijn geen ‘uitzonderlijk soort’. Ouders zijn mensen met kinderen. Zoals je leraar wordt als er kinderen aan je worden toevertrouwd. Ouders hebben de natuurlijke neiging om liefdevol bezorgd te zijn over hun kinderen. Het is belangrijk - precies zoals bij de leerlingen - om mét de ouders te praten in plaats van óver hen. In gesprekken komt het voor dat ouders de belangen van hun kind behartigen, terwijl de leraar oog moet hebben voor alle kinderen. Hoewel ouders en leraren allebei het beste voor hebben met een kind, kunnen visies ver uit elkaar liggen. Ouders hebben vooral een andere verantwoordelijkheid dan leraren. Om ervoor te zorgen dat gesprekken zinvol verlopen is het belangrijk dat ouders hun verhaal mogen vertellen. Dat dat goed gehoord wordt. En dat daar op doorgevraagd wordt. Maar ook dat je de tijd neemt om het perspectief van de school ernaast te leggen. Als de twee verhalen niet bij elkaar komen is de vraag: hoe kunnen we beide belangen zo goed mogelijk behartigen? Overtuigen werkt vaak niet. Luisteren, begrip tonen en je eigen verhaal helder houden, werkt vaak wel. Als de gedachten van de ouders in de ogen van de leraar echt verwerpelijk zijn, kun je het kind leren dat we verschillende manieren zijn om tegen dingen aan te kijken. En dat je in je leven de kans krijgt om jouw eigen juiste keuzes te maken. De stemmen van kinderen en ouders en leraren moeten allemaal gehoord worden. Maar maak ook duidelijk aan ouders dat hun kind het allerbelangrijkste kind is in de school. En dat je dat tegen álle ouders zegt!
Buiten de klas - in de vrije ruimte - zijn de contacten anders van aard dan in de klas. De ruimte. Het fysieke contact. De hiërarchie (rangorde/pikorde). Social media. Spelletjes die gewonnen én verloren worden. En vaak minder direct toezicht. Soms lijkt het misschien cultuurgebonden. Op sommige plekken is er altijd gedoe en op andere plekken nauwelijks. Belangrijk is, dat kinderen zowel binnen als buiten vrijheid krijgen als ze daar ook verantwoordelijkheid voor nemen. Dus wie mogen er zonder restricties naar buiten? Degenen die dat volgens de geldende normen kunnen. Anderen worden daarin begeleid. Door dat onderscheid te maken, motiveer je vaak al ander gedrag. En voor degenen die toezicht houden is de tip: Ga zo dicht bij kinderen staan waar t onrustig is (of dreigt te worden) dat ze zien dat je er bent. Maar blijf er tegelijk zo ver vanaf zodat ze voelen dat jij niet degene bent die hun problemen op komt lossen. Je zult zien dat je soms heel dichtbij komt, terwijl op een ander moment een knipoog op 30 meter voldoende is. Veel knipogen gewenst! :-)
Er wordt te veel en te vroeg getoetst. Toch wil je kinderen ook volgen in hun ontwikkeling. En voor een goede ontwikkeling is het geenszins noodzakelijk om methodisch te werken. Toch kun je pas iets loslaten als je iets vasthebt. Met andere woorden: om minder gebonden te werken, moet je beter voorbereid zijn. Je moet de leerstof/kerndoelen doorgronden en didactisch precies weten hoe je wilt werken. Je moet de ontwikkelingspsychologie beheersen. En relationeel sterk zijn om pedagogisch te kunnen differentiëren. Goede relaties zijn voorwaardelijk, maar dienen om kinderen uit te dagen om zich optimaal te ontwikkelen. Een tip is: vraag je in het geval van de toetsen af welke sowieso weg mogen, welke door iedereen afgenomen móeten worden omdat je anders het zicht verliest en welke door individuele leraren nog worden ingezet omdat zij dat nodig hebben. Communiceer dit mét je beeld van hoe kinderen zich ontwikkelen altijd in alle openheid naar de kinderen en de ouders.
Veel kinderen gun je een ander leven. In elke klas zitten kinderen die onprettige ervaringen moeten verwerken. Van gedoe in de thuissituatie tot grote trauma’s. Het percentage mishandelde en misbruikte kinderen is altijd te hoog! Kinderen hebben er niets aan als jij er ook niet van slaapt. Ze hebben iets aan jou als je onvoorwaardelijk steunt. Dus niet vanuit mede-lijden, maar vanuit compassie. Gevoelig voor wat je weet of vermoedt. Maar ook krachtig als steun en toeverlaat. Je kunt geen problemen oplossen voor anderen. Je kunt er wel zijn. Zijn. Aan de grenzen van de mogelijkheden van de ander. Zijn om te luisteren. Zijn om te doen wat nodig is. Niet als vriend. Maar als professional. Ook als dat kind je anders instrueert. Liever vijf bezorgde meldingen te veel, dan één verwoest kinderleven verzwegen. Kijk nooit weg. Hou je deur open. En negeer nooit je onderbuikgevoel!
Als een kind iets doet wat je niet fijn vindt en hij reageert niet op je correctie, dan kun je vragen waarom hij doet wat hij doet of zegt wat hij zegt? Soms weten kinderen dat niet precies of kunnen ze het niet goed verwoorden. Je kunt ze helpen door de vragen geslotener te maken: “Is het meer dit, of meer dat?” Dat kan helpen om dat kind beter te begrijpen en te weten wat jij kunt doen. Maar… wat als andere kinderen mee gaan doen? In de pedagogiek is het niet ‘als er één schaap over de dam is, maar als er twee schapen over de dam zijn.’ Dan kun je de grip op de groep verliezen. Het is van belang dat je een kind probeert te begrijpen, zodat iedereen weet dat je die intentie hebt. Maar als andere kinderen die situatie aangrijpen om ‘mee te gaan doen’, moet je ze onmiddellijk corrigeren en zeggen dat dit nooit situaties zijn waar je misbruik van mag maken, ómdat je anders elkaar niet kunt helpen. Bereid je voor om in die situatie onmiddellijk goed te kunnen handelen.
Als een kind iets doet wat je niet fijn vindt en hij reageert niet op je correctie, dan kun je vragen waarom hij doet wat hij doet of zegt wat hij zegt? Soms weten kinderen dat niet precies of kunnen ze het niet goed verwoorden. Je kunt ze helpen door de vragen geslotener te maken: “Is het meer dit, of meer dat?” Dat kan helpen om dat kind beter te begrijpen en te weten wat jij kunt doen. Maar… wat als andere kinderen mee gaan doen?
In de pedagogiek is het niet ‘als er één schaap over de dam is, maar als er twee schapen over de dam zijn.’ Dan kun je de grip op de groep verliezen. Het is van belang dat je een kind probeert te begrijpen, zodat iedereen weet dat je die intentie hebt. Maar als andere kinderen die situatie aangrijpen om ‘mee te gaan doen’, moet je ze onmiddellijk corrigeren en zeggen dat dit nooit situaties zijn waar je misbruik van mag maken, ómdat je anders elkaar niet kunt helpen. Bereid je voor om in die situatie onmiddellijk goed te kunnen handelen.
Je vindt niet alle kinderen even leuk. Dat kan niet en hoeft ook niet. Maar als je een kind echt niet mag, belemmert dat de relatie die nodig is om ontwikkeling te stimuleren. Dan heb je als professional de taak om op zelfonderzoek uit te gaan. Wat doet of zegt het kind en hoe ziet het eruit? Wat raakt je? Ben je ooit eerder op die manier geraakt? Wanneer? Door wie? Zou het kunnen dat dit kind in een projectie van een andere ervaring verschijnt? En beantwoord de vragen eens: Is dit het type kind waar je vroeger last van had of was je misschien zelf zo’n kind? Inzicht in waarom je een kind niet leuk vindt, kan irritatie voorkomen. Daarmee wordt het niet meteen het leukste kind, maar ben je eerder in staat om goed professioneel te blijven handelen. En een tip is: Schakel in dit soort situaties altijd onmiddellijk een collega in die zo objectief mogelijk komt kijken naar jullie interactie. Van afstand is soms te zien wat verborgen blijft in je eigen emotie.
We zouden het bijna vergeten, maar ‘gamen’ is het Engelse woord voor ‘spelen’. Mensen leren vanaf de eerste dag door te spelen. Het ontwikkelingskenmerk van spelen is dat je ervaringen opdoet die je inzichten en intuïtie versterken en je handelingsrepertoire uitbreiden. Waarom vinden kinderen gamen zo leuk?
Kinderen kunnen de game kiezen die hen het meest uitdaagt. In een game kun je vaak je eigen karakter bepalen. De omgeving is interessant. Je wordt uitgedaagd om iets te doen wat net-wel-net-niet haalbaar is. Als het niet lukt krijg je onmiddellijk een nieuwe kans of zelfs een nieuw leven. Je kunt winnen, punten verzamelen, meer tools vergaren, cadeautjes krijgen of privileges. In veel games stijg je in een zichtbare ranking en kun je ‘een level hoger’ komen. Je niveau en uitdaging wordt daarmee vanzelf aangepast. Ook kun je kiezen om even in een comfortabele situatie te blijven!
Kinderen weten zelf natuurlijk ook aan te geven wat zij leuk vinden aan hun games. Praat daar met hen over en kijk samen welke elementen jullie in de les kunt inzetten. Speel!
Vraag het de kinderen.
Toetsen is cultuur- en contextgebonden. In een paar decennia zijn we veel meer en veel vroeger gaan toetsen. Dus dat het anders kan (minder) weten we uit andere landen en onze eigen geschiedenis. Ontwikkelingen verlopen alsof je over rotondes rijdt en verschillende afslagen kunt kiezen. Toetsen hebben meer het kenmerk van een stoplicht. Er moet voor elke toets dus een goede reden zijn. Wat wil je precies weten? Hoe weet je zeker dat je dat op deze manier te weten komt? En weet je zeker dat er geen andere manier is die voor de ontwikkeling van de kinderen beter is? We toetsen véél te veel! En toch... om minder te toetsen is het van belang dat elke leraar weet of kinderen echt in ontwikkeling zijn. Dus niet een goed cijfer als sommige kinderen daar geen moeite voor hoeven te doen. En ook geen onvoldoendes als kinderen aan de grenzen van hun mogelijkheden werken. Bespreek sowieso je toetsen met de kinderen. Of ze er voor leren. Of ze er iets van leren. Of ze ook op een andere manier hun vooruitgang kunnen tonen. Maak van toetsen een speels onderdeel van de ontwikkeling. Een tip is: neem een toets van een maand geleden nog eens onaangekondigd af en leg de resultaten naast elkaar. Of maak je eigen middelbare schooldiploma nog eens...
Catalogi en digitale speelgoedboeken verleiden kinderen tot het gebruikelijke verlanglijstje. Linkjes en QR-codes maken het de goedheiligman gemakkelijk. Maar wat kan de Sint beter wel en niet brengen? Nog maar een paar jaar geleden – toen alle Pieten nog zwart waren – kregen jongens auto’s en meisjes poppen. En ‘in mijn tijd’ was je zelfs blij met alles wat je kreeg. Vanuit de aandacht voor diversiteit, kun je tegenwoordig kiezen voor witte of zwarte poppen, maar ook voor een pop met het Syndroom van Down of voor een Barbie in een rolstoel. Mooi dat de diversiteitsgedachte is doorgedrongen tot in het magazijn van de Sint. Maar ‘Speelgoed’ zou vooral moeten betekenen “Speel góed!” (zoals je ook goed moet eten). En dan is het belangrijkste speelgoed niet te vinden in de catalogus van onze ‘kindervriend’. Dat zijn namelijk andere kinderen. Alle kinderen die ongeacht ras, geslacht, godsdienst, seksuele gerichtheid of handicap met elkaar leren spelen. Soms helpen spulletjes en spelletjes daarbij. Maar samen spelen is belangrijker dan waar ze samen mee spelen.In ieder geval.. een schaakbord en een bal! Oh ja… en nog een ongevraagd advies: Koop iets om buiten mee te spelen. Daar ligt een verborgen schat aan (fysieke) speelmogelijkheden. En voor elk kind een schaakbord. Dat spel leert je om te anticiperen op nieuwe situaties én je kunt het altijd en over de hele wereld spelen!
Catalogi en digitale speelgoedboeken verleiden kinderen tot het gebruikelijke verlanglijstje. Linkjes en QR-codes maken het de goedheiligman gemakkelijk. Maar wat kan de Sint beter wel en niet brengen?
Nog maar een paar jaar geleden – toen alle Pieten nog zwart waren – kregen jongens auto’s en meisjes poppen. En ‘in mijn tijd’ was je zelfs blij met alles wat je kreeg. Vanuit de aandacht voor diversiteit, kun je tegenwoordig kiezen voor witte of zwarte poppen, maar ook voor een pop met het Syndroom van Down of voor een Barbie in een rolstoel.
Mooi dat de diversiteitsgedachte is doorgedrongen tot in het magazijn van de Sint. Maar ‘Speelgoed’ zou vooral moeten betekenen “Speel góed!” (zoals je ook goed moet eten). En dan is het belangrijkste speelgoed niet te vinden in de catalogus van onze ‘kindervriend’. Dat zijn namelijk andere kinderen. Alle kinderen die ongeacht ras, geslacht, godsdienst, seksuele gerichtheid of handicap met elkaar leren spelen. Soms helpen spulletjes en spelletjes daarbij. Maar samen spelen is belangrijker dan waar ze samen mee spelen.In ieder geval.. een schaakbord en een bal!
Oh ja… en nog een ongevraagd advies: Koop iets om buiten mee te spelen. Daar ligt een verborgen schat aan (fysieke) speelmogelijkheden. En voor elk kind een schaakbord. Dat spel leert je om te anticiperen op nieuwe situaties én je kunt het altijd en over de hele wereld spelen!
Je kunt tegen leerlingen praten, maar je kunt ook mét leerlingen praten. Natuurlijk kun je tegen leerlingen zeggen wat ze moeten doen, wat de regels zijn en wat er gebeurt als ze zich daar niet aan houden. Maar als dat niet tot het gewenste resultaat leidt, is niet altijd de reflex om mét leerlingen te praten. Als er tegen leerlingen wordt gesproken en ze doen steeds niet wat je wilt, treed er een soort patroon op dat steeds moeilijker te doorbreken is. Alsof de leerlingen ook niet meer terugkunnen uit die modus. Natuurlijk kun je leerlingen vragen wat zij graag willen en wat zij nodig hebben. Als kinderen nog niet gewend zijn om dat gesprek met jou te voeren, hebben ze soms nog geen ideeën. Als het kinderen ontbreekt aan taal of suggesties, kun je ze helpen met keuzemogelijkheden: “Komt het meer door dit of meer door dat?” “Wil je meer zoiets of meer zoiets?” Het gaat niet om een vraag of om een gesprekje, maar om de permanente houding waarin je interesse toont in wie zij zijn en wat ze nodig hebben. Probeer je eens te verplaatsen in de leerling. Wat denkt hij, voelt hij, wil hij, wil hij niet? En welke vraag kun je hem dat het beste stellen? Stel die vraag!
Dat is een grote vraag. In mijn podcast “Het mysterie van de goede leraar” heb ik veel verhalen en antwoorden gevonden. Je kunt niet voor ieder kind een goede of de beste leraar zijn. Kinderen hebben uiteraard hun voorkeuren. Soms hoor je pas op de reünie terug hoe ze precies over je dachten. Toch heb je zelf de hele dag een indruk van hoe de interacties verlopen en wat het effect zou kunnen zijn. Leerlingen willen weten wie je bent. Dus is het sowieso belangrijk dat je jezelf laat kennen. Een leraar die zich openstelt, geeft leerlingen de kans om zich ook open te stellen. Natuurlijk moet je passie hebben voor je vak. Van mijn Japanse leraar Mr. Kanamori leerde ik dat een leraar ‘recht van spreken’ moet hebben. Dat betekent dat hij spreekt vanuit zijn eigen ervaring. Zelf. Als persoon. Niet als een verlengstuk van een systeem. Natuurlijk niet als hij spreekwoorden behandelt of de stelling van Pythagoras uitlegt. Maar wel tussen de instructies en lessen door. Ervaringen staan niet ter discussie. Ze vertellen de leerlingen dat er een mens in de professional zit. Wat je beleeft, is anders dan wat je weet. Dat is niet te toetsen. Maar daardoor leren kinderen je kennen en kunnen ze zelf ook op verhaal komen.
Misbruik en mishandeling kunnen doorgaan, omdat volwassenen de gedachte niet verdragen dat familie, vrienden of bekenden hiertoe in staat zouden zijn. En dus wegkijken. Zelfs bij een niet-pluis-gevoel. Als leraar, coach of begeleider is het belangrijk om zelf uit het domein van machtsmisbruik te blijven om kinderen te kunnen helpen die nog geen stem hebben. Hoe?
Stel hem aan ons en je ontvangt
het antwoord binnen 2 werkdagen
Bevestig dat je dit lid wilt blokkeren.
Dat zul je niet meer kunnen:
Let op: Deze actie verwijdert dit lid ook uit je connecties en stuurt een rapport naar de sitebeheerder. Dit proces kan enkele minuten duren.